Streven naar een gezond resultaat zonder of met minimale inzet van middelen (3/5)

In Fieldlab Bol zoekt een koplopergroep van dertien bollentelers in het Noordelijk zandgebied naar duurzame oplossingen voor de bollenteelt. Wat onderzoeken ze? Wat zijn hun verwachtingen? En waar lopen ze zoal tegenaan? In een vijfdelige serie leggen de telers uit waar ze mee bezig zijn. In dit derde artikel: bestrijden van ziekten en plagen zonder of met minimale inzet van middelen.

Grondmonsters onderzoeken

De inzet van gewasbeschermingsmiddelen geeft bollentelers een gevoel van zekerheid. Ziekten en plagen krijgen immers minder kans om oogsten te laten mislukken. Bij het gebruik van alternatieve middelen is het nog zoeken naar dat vertrouwen. Dat wordt nog eens versterkt doordat resultaten van proeven niet altijd consistent zijn. Marcel: “Bijvoorbeeld bij irissen is pythium een gevreesde schimmel die veel kwaad kan doen. Op het proefveld van Fieldlab Bol in Sint Maartensbrug hebben we dit jaar voor het tweede jaar een bed met irissen geteeld zonder chemie. De irissen doen het iets beter dan vorig jaar maar geweldig is het nog niet. Het gekke is: deze soort telen we in de Noordoostpolder. En daar lukt het prima om zonder chemie te telen. Hoe dat kan? Tja, dat is de grote vraag. De grond is daar wat zwaarder en pythium is een schimmel die zich goed voelt in losse grond. Dat kan een verklaring zijn. Misschien moeten we grondmonsters gaan onderzoeken.’’

Grondmonsters onderzoeken

Mark Teeuwen: “Het viruspercentage in alle proefvelden bleef op nul, al was de vitaliteit minder.

“Op dit proefveld zijn we gestopt met preventief spuiten en testen we met biologische middelen. Onderzoekers van Vertify monitoren in hoeverre dit van invloed is op de weerbaarheid van de gewassen. Het stemt hoopvol dat het viruspercentage in alle proefvelden op nul bleef. Daarentegen was de vitaliteit minder. We gaan de proef nu herhalen en kijken hoe we op een andere manier de gewassen vitaler kunnen maken. Daarbij leggen we twee proefbedden naast elkaar: de ene behandelen we exact gelijk aan het schema van het eerste seizoen en op de andere planten we twee soorten die volgens het nieuwe schema behandeld gaan worden. Zo hopen we meer informatie te krijgen.’’

Leuke resultaten

Bollentelers hebben behoefte aan zekerheid en voorspelbaarheid. Uitzoeken of een alternatieve aanpak werkt, gaat gepaard met onzekerheid. Marcel de Goede ziet in dit verband een verschil met de jonge generatie telers. “Wij oudere kwekers zijn eerder geneigd om terug te grijpen op het vertrouwde. Het is moeilijk om dat los te laten. Als het slecht weer wordt, behandel ik mijn gewas preventief tegen vuur. Dat geeft mij meer rust en zekerheid.” Voor Marcel is dat ook een van de redenen geweest om mee te doen aan Fieldlab Bol. “In het Fieldlab kunnen we ervaringen delen en met elkaar ontdekken wat er wel en niet kan met de middelen die nog beschikbaar zijn. Op die manier willen we vertrouwen krijgen in de biologische technieken. Zoiets in je eentje uitvogelen is toch lastiger.’’

Ook adviseurs moeten rol pakken

Nick Hulsebosch ziet bij het verduurzamen van de bollenteelt ook een rol weggelegd voor de adviseurs die hun middelen promoten. “Bollenbedrijven worden regelmatig bezocht door adviseurs die hun targets moeten halen voor de verkoop van chemische middelen. Bij dergelijke bezoeken presenteren ze schema’s die laten zien dat je elke week een middel tegen luis moet spuiten, een middel tegen vuur en ga zo maar door. Veel loonbedrijven en contracttelers spelen op safe en gaan daarin mee. Als we als bollensector echt iets willen veranderen, zullen ook de adviseurs hun rol moeten pakken.’’

Hoewel de bollenteelt met minder chemische middelen moet en kan, spreekt Nick wel de hoop uit dat er voldoende middelen beschikbaar blijven. “Niet om preventief in te zetten, maar om te kunnen ingrijpen als dat echt nodig is. Sommige plagen zijn ongrijpbaar. Er zijn nu al problemen doordat middelen van de markt zijn gehaald. We kunnen als sector niet zo snel schakelen als de overheid verlangt. We hebben met veel omstandigheden te maken die ieder jaar variëren. Daarbij is het klimaat onvoorspelbaar geworden. Een deel van onze lelies is afgelopen winter afgevroren door de vorst. En wat dacht je van het natte voorjaar, wat weer totaal andere problemen oplevert? Als sector zetten we stappen vooruit. Maar er hoeft maar iets tegen te zitten en je zet zo weer een paar stappen achteruit.’

Jeugdig enthousiasme

De noodzaak om met veel minder middelen te gaan werken, stelt de Nederlandse bollensector voor een grote uitdaging. Marcel de Goede beaamt dat het niet gemakkelijk zal zijn, maar hij heeft er alle vertrouwen in dat het uiteindelijk goed komt. “Toen ik het bedrijf van mijn vader overnam, zei hij: “Jongen, weet waar je aan begint”. Nu zeg ik hetzelfde tegen mijn jongens. En net als ik destijds, pakken zij de huidige uitdagingen met jeugdig enthousiasme op. Dat stemt hoopvol.’’

Meer ontwikkelingen bekijken?